Mijn fiets lag onderuitgezakt in de heg naast de ingang van de oude kweekschool waar ik woon. Daar parkeer ik hem normaal gesproken nooit. Ik herinnerde me ook niet dat ik dat dit keer wel had gedaan, maar dat kon best kloppen, want de avond ervoor was de Heemskerkse feestweek ten einde gekomen, waarna we het bacchanaal bij mij thuis hadden voortgezet.
Regelmatig krijg ik complimenten over die fiets. Het is een damesmodel met een rood frame en lichte banden. Ik kocht het ding vorig jaar als cadeau voor mijn toenmalige vriendin. Maar een paar maanden later ging ze terug naar Thailand, waar ze vandaan komt, zonder fiets, want die paste niet in haar koffer en ze moest al extra betalen omdat ze de toegestane hoeveelheid bagage ruimschoots had overschreden. Bovendien heeft ze in Thailand twee scooters en een auto en is het daar veel te warm om te fietsen, en dan is het ook nog eens zo dat mijn eigen fiets het een week voordat ze vertrok begaf.
‘You can borrow my super bike,’ zei ze. ‘But someday I’ll be back to take it.’
Mijn eigen fiets was een oud barrel dat de moeite noch de kosten van het herstellen waard was, dus liet ik hem in de heg vallen, diezelfde heg, met de sleutel nog in het slot, en de volgende dag was hij verdwenen, net als zij kort daarna – maar van haar fiets heb ik nog elke dag plezier, you win some, you lose some.
Waarom die mooie rode damesfiets er dit weekend nog wel stond is me een raadsel, want het kettingslot zat nog netjes rond de zadelpen gewikkeld, vrij voor iedereen om op de trappers te springen en ermee weg te rijden. Call it fate, call it karma, zoals een mooi liedje van The Strokes is getiteld.
Can I
waste all your time here on the sidewalk?
Can I stand in your light just for a while?
Schitterend!